Er zijn twee exemplaren bewaard gebleven van de rekening van de amptman van het land van Kessel over de periode 25 maart 1460 tot 25 maart 1461 (Onze-Lieve-Vrouw Annunciatie). Dat zijn de nummers 1595 en 1596 van het hertogelijk archief. De inhoud van beide exemplaren komt in overgrote mate met elkaar overeen, maar in de optelsommen of saldi zitten verschillen. De som van de inkomsten (upboeren) bedroeg in nummer 1595 het bedrag van 819 rijns gulden en 8 stuiver; in 1596 was dat 820 rijns gulden en 5 stuiver. Dit is slechts een klein verschil. Aan het slot van de rekeningen vindt men getallen die veel verder uit elkaar lopen.
In nummer 1595 wordt vermeld dat alle uitgaven samen 924 rijns gulden bedroegen, terwijl in nummer 1596 staat dat er 2145 rijns gulden was uitgegeven. Dit grote verschil wordt veroorzaakt door het feit dat aan het slot van nummer 1596 werd geschreven dat bij de voorlaatste rekening de hertog een bedrag van 1306 rijns gulden aan de amptman schuldig was gebleven. Die som werd in het totaal der uitgaven, het summa summarum, meegerekend. Als men echter 1306 gulden in mindering brengt op het totaal-generaal van 2145 gulden, blijft er 839 gulden aan uitgaven over. Dat is 85 gulden minder dan de 924 gulden die volgens inventarisnummer 1595 waren uitgegeven.
Wij hebben deze verschillen niet verder onderzocht. Dat was ook niet de bedoeling van de beschikbaarstelling op deze site. Wij volstaan met het advies om inventarisnummer 1595 het hertogsexemplaar van de rekening over 1460/1461 te noemen, aangezien op het voorblad ‘pro domino’ (voor de heer) staat geschreven. Voor inventarisnummer 1596 adviseren wij de naam tweede exemplaar. De aanduiding rendantsexemplaar wordt ontraden. Als het tweede exemplaar een rendantsexemplaar was geweest, zou het document in het archief van het huis ter Horst moeten berusten en niet in het hertogelijk archief.
|
1597 Kleine rekening van de amptman van 25 maart tot 13 juli 1461
1598 Grote rekening van de amptman van 25 maart tot 13 juli 1461
Over de periode van 25 maart tot 13 juli 1461 zijn twee verschillende rekeningen van de amptman van het land van Kessel en ter Horst bewaard gebleven. Het verschil tussen de kleine rekening en de meer omvangrijke rekening heeft te maken met de binnenlandse onlusten waarin het hertogdom Gelre in de jaren 1457 tot 1461 was gewikkeld. Het betrof een machtsstrijd tussen Arnold, hertog van Gelre en graaf van Zutphen sedert 1423, en diens zoon Adolf, die er naar streefde zijn vader opzij te schuiven en zelf het hertogdom te regeren. In die strijd koos de magistraat van de stad Venlo de kant van jonker Adolf. Die keuze vertaalde zich in de rekening van de amptman van het land van Kessel over 1461.
In de kleine rekening ontbreken namelijk de posten die verband hielden met de Venlose goederen in het land van Kessel. De eerste drie bladen van beide rekeningen zijn nagenoeg gelijkluidend, al zijn de subtotalen soms anders bijeengenomen en wijken ze ook cijfermatig iets van elkaar af. Op blad 4 voorzijde van de grote rekening begint het ‘upboeren van den Venleschen gueder daer ick nu in deser lester Venlescher veden opgeboirt heb’. Derick van der Horst, amptman, heeft daar het graan, de paarden, de beesten en andere zaken vermeld, die hij in het land van Kessel in beslag heeft genomen van bouwhoven en goederen die in het bezit waren van Venlonaren. Per post heeft hij aangegeven wat die genaaste goederen in geld hebben opgebracht. Dit loopt door tot op de rugzijde van blad 6. Al deze posten ontbreken in de kleine rekening, met dien verstande dat op blad 4 voorzijde van de kleine rekening enkele namen staan die men ook in de grote rekening terugvindt, maar dan met andere goederen en bedragen. De totale baten in de grote rekening bedroegen 904 rijns gulden, in de kleine rekening 332 rijns gulden.
Bij de uitgaven zit een soortgelijk verschil. Het begin is weer vrijwel gelijkluidend. Dat betreft blad 4 rugzijde van de kleine rekening en blad 7 voorzijde van de grote rekening. In het totaal zit zeven gulden verschil. Dan begint op blad 7 rugzijde van de grote rekening het ‘uitgeven aen alreley anderen saecken der veden van Venle aentreffende’. Dat zijn dus uitgaven door de amptman gedaan, samenhangende met de vede - de onrust of oorlog - van Venlo. Terwijl de totale uitgave in de kleine rekening slechts 114 rijns gulden bedroegen, beliepen die in de grote rekening maar liefst 4136 rijns gulden, waarbij echter aangetekend moet worden dat in dat bedrag 1325 rijns gulden was opgenomen, die de hertog in vorige rekeningen aan de amptman schuldig was gebleven.
Uit de rekeningen zelve kan men niet afleiden hoe met deze bescheiden is omgegaan. Wel valt op dat in de kleine rekening geen saldering van het verschil tussen baten en lasten is opgenomen.
|
||