ERVEN in HELDEN


door Jacques Rutten;                                                         

tekst in blauw geeft links aan naar onderliggende bladzijden


Opmerkingen bij testamenten.
 
Wie maakte een testament en waarover?
 
In de Heldense archieven bevinden zich 167 testamenten, die zijn opgesteld tussen 1630 en 1798. Gezien het beperkte aantal, één per jaar, is het duidelijk dat slechts weinig erflaters overgingen tot het opstellen van een testament. Meestal volstond men met mondelinge afspraken. Of de erflater liet het volledig over aan de erfgenamen.
 
Men kan zich afvragen wanneer iemand een testament maakte? Er zullen dikwijls verschillende zaken hebben gespeeld, zoals
Bezorgdheid en de wens om ruzie tussen de erfgenamen te voorkomen.
Zeker willen zijn dat de eigen wensen worden uitgevoerd
Aandringen van familieleden die beloond willen worden voor werk en verzorging
Aandringen van bij legaat bevoordeelde instanties zoals de Armen of de parochie
Bevoordelen van personen die volgens de regeling bij versterf te kort zouden komen
Bij het maken van een een testament heeft in ieder geval ook de welvaart een rol gespeeld: er moesten kosten worden gemaakt voor secretaris en schepenen. De grote meerderheid werd gevormd door arme drommels; voor hen was dit een te hoge drempel.
 
Wie werden bij testament bedacht?
In de praktijk zien we dat bepaalde situaties vaker voorkomen.
  1. Veel testamenten werden opgemaakt door de langstlevende, die soms gedurende lange tijd veel hulp had gekregen van een of enkele van zijn kinderen. Meestal woonde die zoon/dochter, al of niet gehuwd, bij vader of moeder in. Bij ouderdom en ziekte werd de zorg grotendeels gedragen door deze inwonende zoon/dochter. Ook werkten ze voor het boerenbedrijf, dat nog eigendom was van de langstlevende ouder. De opbrengst van al dat werk bleef in de gezamenlijke boedel en zou dus naar alle kinderen gaan. Vaak zien we dat de erflater een beloning geeft aan deze (inwonende) zoon/dochter via een groter aandeel in de erfenis. Een zoon die mee het boerenbedrijf heeft gerund krijgt vaak kar en paard en "alles wat het paard volgt". (enkele voorbeelden: zie 03-06-1636; 21-02-1665; 14-12-1745)
  2. Hetzelfde zien we geregeld als een erflater inwoont bij een broer of zus. Ook dan worden bepalingen opgenomen ten gunste van die broer/zus. Ook familieleden die steun hebben verleend worden bedacht. (voorbeeld: 11-06-1786;  09-07-1786)
  3. Een aparte groep vormen de onwettige kinderen, de bastaarden, zoals ze werden genoemd. We zien dat vooral de moeder, maar soms ook andere familieleden, hun een groter deel geven dan wat ze kunnen opeisen. Het aandeel wordt dan gegeven als “aalmoes”. (voorbeelden: 20-10-1666; 13-10-1738)
  4. Echtelieden zonder kinderen bepalen soms dat de langstlevende volledige zeggenschap krijgt over alle goederen, zolang hij/zij zal leven. (voorbeeld: 09-07-1636; 24-09-1676)
  5. Enkele testamenten bevatten bepalingen ten behoeve van een gehandicapt kind. (voorbeelden: 05-11-1736; 28-03-1747)
  6. Een aparte categorie vormen de testamenten die worden opgesteld door grootouders, die beiden nog leven, en een zoon/dochter hebben die voor de tweede keer gehuwd is en uit beide huwelijken kinderen heeft. Volgens de wet kunnen de ongereede erfgoederen dan niet meer toevallen aan de kleinkinderen uit het eerste huwelijk. De grootouders kunnen daar bij testament iets aan doen, zolang ze nog allebei leven. (voorbeeld: 11-01-1666; 22-12-1746)
  7. Bij collaterale vererving (= in de zijlinie) worden achterneven uitgesloten als er nog neven/nichten in leven zijn. De kinderen van een overleden neef/nicht komen niet voor de erfenis in aanmerking zolang er nog neven/nichten leven. Dit is niet altijd naar de zin van de erflater, die bij testament de regeling kan veranderen (zie 17-01-1771).
  8. In veel testamenten zit een legaat aan de kerk, aan de “Capelle” of aan de Armen. Dit legaat is meestal slechts een klein onderdeel van het testament. In enkele testamenten vormt het legaat de hoofdmoot. (voorbeeld 04-01-1689)
 
Bijzonderheden
  1. In testamenten wordt meestal alleen over gereede goederen beslist. Over ongereed goed wordt niet getesteerd, enerzijds omdat de langstlevende meestal geen beschikkingsmacht meer heeft over het ongereed goed, anderzijds omdat de mogelijkheid bij wet beperkt is. Ongereed goed laat men bewust vererven volgens het Gelders Land- en Stadsrecht. Soms wordt dit ook apart vermeld. Wil men toch dat ongereed goed anders vererft dan is een donatie daarvoor de juiste wettelijke weg.
  2. omdat testamenten bijna altijd op uitsluitend gereed goed betrekking hebben lijkt alsof de testateurs arm zijn. Toch mogen we aannemen dat dit doorgaans niet het geval was. Wie een testament voor de schepenen op liet maken, moest daarvoor betalen en hoorde alleen om die reden al bij de beter gesitueerden.
  3. vooral in tijden van epidemie worden veel testamenten gemaakt vanaf het sterfbed. (zie de testamenten in 1636) De testateur vertelt zijn wens aan minstens twee aanwezige getuigen, onder wie heel vaak de pastoor. De getuigen moeten deze mondelinge wens binnen vijf dagen overbrengen bij de schepenen. Gebeurt dat overbrengen niet dan is er geen wettig testament. (zie o.a. proces Maes Heymans versus Jan Vreyssen, 1627)