Jacques Rutten;    07-11-1730  RAL, Schepenbank Helden, inv nr 28,  blz. 379

tekst in blauw geeft links aan naar onderliggende bladzijden


 
Deling familie Gielen
 
Scheydinge en deylinge opgericht tusschen de erffgenamen van Peter Gielen ende Lysbet van Heughten beyde salr, namentlijck Zill Gielen, Jacob Gielen, Jan Gielen, misgaders Jan van de Steen, vader, en Jacob van de Steen met Zill van Nienhuys vereede momboiren van de kinderen van Jan van de Steen en Marij Gielen salr, item Jan Hendrickx als man van Cathryna Gielen, mitsgaders Thonis Slodts en Matthijs Engels als vereede momboiren van de kinderen van Hermen Slodts salr en Catharina Gielen voorss, van alsulcke erffgoederen ende renten als haer bij affsterven van hunne ouders boven gemelt sijn naergelaeten.
 
Ten eersten wordt gesadt het huys, schuyr en hoff mitsgaders alle de landerijen en weylandt soo het aen Biringen is gelegen, geen uytgesondert, alles met sijne inliggende last, met den hoeffslagh bembt gelegen aen den alden dijck. Item het eycken boomken dat op de straet staet, met den achtersten peel. En wat ongedeelt is geweest int huys sal daer bij blijven. Ende dit deel moet hondert gulden uytgeven, te weten Ruremunts geldt.
 
2 wordt gesadt het erff genaemt Nobis aen den Vosbergh, te weten dat de erffgenamen van Peter Gielen voorss aengaet. Item vierhondert guldens staende tot laste deser gemeynte. Des moet deel dry hondert guldens Ruremunts uytgeven aen Wilm Gommans. Item den hoeffslagh bembt aen de Oenderse schans, het schanshuys, met den voorsten peel.
En is bij lodt gevallen aen Jacob Gielen.
 
3 wordt gesadt vierhondert guldens staende tot laste deser gemeynte. Item twee hondert guldens tot Roggel, twee hondert guldens tot Horn, en de hondert guldens Ruremunts die het eerste deel moet uytkeren. En is gevallen bij lodt aen de kinderen van Jan van de Steen.
 
4 wort gesadt seshondert guldens staende tot laste deser gemeynte, item twee hondert guldens bij Jan Bollen en hondert guldens bij Meuwis Timmermans.
En is bij lodt gevallen aen Zill Gielen.
 
Ten 5 wordt gesadt seshondert guldens staende tot laste deser gemeynte. Item twee hondert guldens bij Jan Claes ende hondert guldens bij Geert Groenen.
En is bij lodt gevallen aende kinder van Hermen Slodts.
 
Item wat penningen op de gemeynte noch resteeren, wie mede de verlopene intressen tot nieuw Jaer toe eerstvolgende, ende niet verder, sullen partijen te samen deelen. Den aenvanck van de erven sal wesen toekomende stoppelbloot, en den schadt met den nieuw Jaer 1731, en oock van de erven diese aengaen eerstvolgende ooghst de vruchten daer van te trecken. Ende aengaende de oncosten deser deelinge hier over geresen ende noch te rijsen, sullen deelhebberen te samen dragen.
 
De voorss erffgenamen overeengekomen sijnde hebben hier op 't lodt getrocken. Ende aengaende 't eerste deel hebben hebben de deelhebbers en de momboiren te samen aen den mede erffgenaem Jan Gielen overgelaten voor sijn deel. Des moet hij hondert guldens uytgeven aen het derde deel, welcke eerste deel getaxeert is geweest op duysent guldens, ende den eenen erffgenaem soo wel vrij stondt 't selve te nemen als den anderen, nochtans op agreatie van desen EE gerichte.
 
Aldus gedaen en gepasseert ten overstaen van de ondergess, tot Helden, den 7 november 1730.
Onderstont: Zill Gielen; Marij Coumans; Jacob Gielen; Jenneke Janssen; Jan Gielen; Margriet van Nienhuys; dit ist merckt + van Jan van de Steen; Jan Hendrickx; dit ist merckt +  van Cathrijn Gielen; Jacob van de Steen; Zil van Nienhuys; Thunis Slodts; Matthijs Engels; Peter Jurgens secris.
                                   Concordat, P. Jurgens secris
 
 
Onder deze acte volgt:
                                                                       Aen een EE gerichte tot Helden
 
Verthoonen reverintelijck de in dese deelinge vermelte erffgenamen ende momboiren hoe danigh sij het eerste deel in dese deelinge vermelt aen Jan Gielen, mede deelhebber, hebben overgelaten, sonder lodt te waghten, reden dat sij niet geerne het erff gescheurt oft gedeelt soude hebben gehadt, mitsgaders sij sulx profitabeler en geraetsamer vinden gedaen dan gelaeten, soo wel voor de onmundige als andere deelhebberen. Ende overmits alsulcke saecke niet en kan geschieden sonder permissie, soo keeren de suppten tot desen eersamen gerichte, haer gedienstelijck versoeckende dat sulx magh worden geagreert en geapprobeert. Dit doende etc .......
 
                                   De apostille was dese:
'T gericht, gesien het neffensgaende versoeck van de suppten, agreeert ende appprobeert voor soo veel aen haer is het hier inne versochte. Actum Helden in judicio den 7 november 1730.
Onderstondt: ter ordtie, Peter Jurgens secretaris.