Jacques Rutten;    10-03-1718  RAL, Schepenbank Helden, inv nr 28,  blz. 180

tekst in blauw geeft links aan naar onderliggende bladzijden


 
Deling Tijs en Thonis Joosten,
 
Op heden dato onderss soo isser een vrindelicke deylinge geschiet voor ons onderss schepenen ende secretaris tussen de gebroeders Tijs ende Tonis Joosten, van de goederen haer aen gestorven van haere elders, mits gaders allen 't geene sij te samen hebben aen gekoght. Soo sijn de selve vrindelick overcomen als dat Tonis aen sijn broeder Tissen heeft gegeven vuit het goedt 't welck sij te samen hebben en als nu sijn besittende, ses morgen boulandt aengaende aen het waeterlaet aen malkanderen, met den last van den pacht aen den pastoor en aen Maris consorten, te samen ses vat dry coppen, de welcke Tijs sal hebben. Ende des soo sal Tonis hebben de huisinge, weyde ende landerije soo ende gelick de selve aldaer in vooren en paelen gelegen sijn alsoock aent Aggel, soo aldt als neuw erff, met last dat Tonis tot sijnen last heeft genomen alle de scheulden stande tot haer beyde laste, dat Tijs Tonis die altesamen alleen moet betalen ende sonder dat Tijs daer enige beswaernisse kan hebben, maer de voornomde ses morgen vrij sal vuit hebben als alleen belast met den voornomden pacht. Voorts soo heeft Tis Joosten aen sijnen broeder gegeven alle sijne gereede goederen voor sijn onderhoudt, 't welcke hij bij hem Tonisse heeft gehadt, ende noch beloft heeft te doen soo langh hij sal leven. Te weeten soo moet Tonis en sijn huisvrou hem Tissen daer voor onderhouden in linen, weullen, onderhoudinge van cost of norissiment. Ende in cas Tonis ende de vrou voor Tissen quamen te sterven, soo sullen desselfs erfgename of kinderen gehalden sijn hem te onderhalden wy voorss is, ofte aen hem moeten uitgeven alle maenden voor kostgeldt enen ducaton, ende den opganck vant huis, als linen en weullen, heffen en dragen in cas nodich.
Aldus soo is dese deylinge voor ons onderss gerichts persoonen geschiet. Vorts soo heeft Tis Joosten gegeven gelick hij doet cracht deses hondert gulden aen de kercke alhir, waer voor de selve sal vuitgeven aen den heer pastor ende kuster voor een jaerlix sylmisse te singen voor hem ende sijne familie, eeuwelick. Daer en boven noch tweehondert gulden tot den orgel in de kercke soo hij comt te overlijdt.
Welcke dry hondert gulden lopens sullen vuit de voorss ses morgen de welcke mij sijn tot deel gegeven op de selve te heyssen; waer voor de selve sijn en blijven veronderpandt. Soo sal het vrijstaen aen mijne erfgename, naer doodt van mij, of sij de voornomde ses morgen onder heun alle willen deylen ofte niet. Ende soo sij de selve sullen aenvangen sullen geobligeert sijn de dry hondert gulden vuit te reicken of den jaerlixe intresse daer van betalen, te weten vier gulden lopens van ieder hondert. Maer de twee hondert gulden sal den intresse betalt worden met seven gulden lopens aen den orgel, 't welcke haer sal vrijstaen.
Het welcke voorss is is mijn begeren ende uittersten wille dat 't selve alsoo sal voltrocken worden. des weghen soo heb ick de gerichtspersoonen hierover versocht om voor haer te passeeren. In tecken der waerheyt soo hebben wij  onderss gerichts persoonen hier over gestanden, verclaerende 't selve alsoo is geschit ende gepasseert is. des ter oirconde soo hebben wij dese acte van deylinge ende donatie eygenhandich onderss, alsoock de deylers Tijs ende Tonis Joosten.
Actum Helden, den 10 marty 1718.
Onderstont:       Thijs Josten      Tenys Joesten
                        Peter Engels;    Peter Gommans
                                                                                  WvKnippenbergh, sub secris
 
In marge: de donatie voldaen soo hier ondergess.
 
Copie
Wij ondergess geconstitueert ende bevolmachtight door den heere landtdecken Joannes Knippenbergh, pastor tot Helden, bekennen wel ende deughdelick ontfangen te hebben, ter presentie van de schepenen Jan Gielen en Derick Gommans, uyt handen van de erfgenamen van Thijs Joosten eene somme van twee hondert guldens hier inne vermelt, bij uyttersten wille gegeven door Thijs Joosten tot den orgel. Alnoch hondert gulden hier inne vermelt door den selven Tijs Joosten gelegateert tot een erffiaergetij. Waer tegen de ses morgen landt hier voor vermelt ontlast sijn ende de voorss erffgenamen aen de kercke en aent jaergetij ten vollen ende altijdt voldaen hebben. Des ter oirkonde hebben dese eygenhandigh onderteeckent tot Helden, den 6 july 1739.
Onderstont: P. Gerarts desservitor pastoratus de Helden; Wilm van Knippenbergh
                                               T'accordeert bij  mij Peter Jurgens secris