|
- Deling Tijs en Thonis Joosten,
-
- Op heden dato onderss soo isser een vrindelicke deylinge geschiet voor ons onderss schepenen ende secretaris tussen de gebroeders Tijs ende Tonis Joosten,
van de goederen haer aen gestorven van haere elders, mits gaders allen 't geene
sij te samen hebben aen gekoght. Soo sijn de selve vrindelick overcomen als dat Tonis aen sijn broeder Tissen heeft gegeven vuit het goedt 't welck sij te samen
hebben en als nu sijn besittende, ses morgen boulandt aengaende aen het
waeterlaet aen malkanderen, met den last van den pacht aen den pastoor en aen
Maris consorten, te samen ses vat dry coppen, de welcke Tijs sal hebben. Ende
des soo sal Tonis hebben de huisinge, weyde ende landerije soo ende gelick de
selve aldaer in vooren en paelen gelegen sijn alsoock aent Aggel, soo aldt als
neuw erff, met last dat Tonis tot sijnen last heeft genomen alle de scheulden
stande tot haer beyde laste, dat Tijs Tonis die altesamen alleen moet betalen ende sonder dat Tijs daer enige beswaernisse kan hebben, maer de voornomde ses
morgen vrij sal vuit hebben als alleen belast met den voornomden pacht. Voorts soo heeft Tis Joosten aen sijnen broeder gegeven alle sijne gereede goederen
voor sijn onderhoudt, 't welcke hij bij hem Tonisse heeft gehadt, ende noch
beloft heeft te doen soo langh hij sal leven. Te weeten soo moet Tonis en sijn
huisvrou hem Tissen daer voor onderhouden in linen, weullen, onderhoudinge van
cost of norissiment. Ende in cas Tonis ende de vrou voor Tissen quamen te
sterven, soo sullen desselfs erfgename of kinderen gehalden sijn hem te onderhalden wy voorss is, ofte aen hem moeten uitgeven alle maenden voor
kostgeldt enen ducaton, ende den opganck vant huis, als linen en weullen, heffen
en dragen in cas nodich.
- Aldus soo is dese deylinge voor ons onderss gerichts persoonen geschiet. Vorts
soo heeft Tis Joosten gegeven gelick hij doet cracht deses hondert gulden aen de
kercke alhir, waer voor de selve sal vuitgeven aen den heer pastor ende kuster
voor een jaerlix sylmisse te singen voor hem ende sijne familie, eeuwelick. Daer
en boven noch tweehondert gulden tot den orgel in de kercke soo hij comt te
overlijdt.
- Welcke dry hondert gulden lopens sullen vuit de voorss ses morgen de welcke mij
sijn tot deel gegeven op de selve te heyssen; waer voor de selve sijn en blijven veronderpandt. Soo sal het vrijstaen aen mijne erfgename, naer doodt van mij, of sij de voornomde ses morgen onder heun alle willen deylen ofte niet. Ende soo
sij de selve sullen aenvangen sullen geobligeert sijn de dry hondert gulden vuit
te reicken of den jaerlixe intresse daer van betalen, te weten vier gulden lopens van ieder hondert. Maer de twee hondert gulden sal den intresse betalt
worden met seven gulden lopens aen den orgel, 't welcke haer sal vrijstaen.
- Het welcke voorss is is mijn begeren ende uittersten wille dat 't selve alsoo
sal voltrocken worden. des weghen soo heb ick de gerichtspersoonen hierover
versocht om voor haer te passeeren. In tecken der waerheyt soo hebben wij onderss gerichts persoonen hier over gestanden, verclaerende 't selve alsoo is
geschit ende gepasseert is. des ter oirconde soo hebben wij dese acte van deylinge ende donatie eygenhandich onderss, alsoock de deylers Tijs ende Tonis
Joosten.
- Actum Helden, den 10 marty 1718.
- Onderstont: Thijs Josten Tenys Joesten
- Peter Engels; Peter Gommans
-
WvKnippenbergh, sub secris
-
- In marge: de donatie voldaen soo hier ondergess.
-
- Copie
- Wij ondergess geconstitueert ende bevolmachtight door den heere landtdecken
Joannes Knippenbergh, pastor tot Helden, bekennen wel ende deughdelick ontfangen
te hebben, ter presentie van de schepenen Jan Gielen en Derick Gommans, uyt
handen van de erfgenamen van Thijs Joosten eene somme van twee hondert guldens
hier inne vermelt, bij uyttersten wille gegeven door Thijs Joosten tot den
orgel. Alnoch hondert gulden hier inne vermelt door den selven Tijs Joosten
gelegateert tot een erffiaergetij. Waer tegen de ses morgen landt hier voor
vermelt ontlast sijn ende de voorss erffgenamen aen de kercke en aent jaergetij
ten vollen ende altijdt voldaen hebben. Des ter oirkonde hebben dese
eygenhandigh onderteeckent tot Helden, den 6 july 1739.
- Onderstont: P. Gerarts desservitor pastoratus de Helden; Wilm van
Knippenbergh
- T'accordeert bij mij Peter
Jurgens secris
-
| |