Grubbenhof    door P.Schinck  fol 175

tekst in blauw geeft links aan naar onderliggende bladzijden


 

Grubbenhof (1559);

Wolterus ingen noodt is behandt aen eenen morgen ende gelegen to Zoiterbeeck (1559); Grobbe Suterstaed (1577); dat guet to groebben Der pechter Trijncken buisskens pacht (1578); Trijncken tho Grubben (1581); Jan ing otghen (1582); Berbken van Grubben (1585); Jan in gen noot huijs staende op Conings Nieuw (1629); Gerhardus van Gribben (1631); t’goedt Ingen Noodt, nu Gribben genoemt, tot Soeterbeeck gelegen (1650);  Weijm Grijben meijt Aeret en 2 frulijdt (1663); t’ goedt Ingen Noodt nu Gribben genoemt tot Soeterbeeck gelegen…bestaet in huijs, hooff, boomgaerd ende Camp gelegen ten eenre neffens Scroers ende ter andere sijdens neffens Mevissen goedt (1667); noch 1 malder van S.Anna aultaer vuyt Gribbengoedt (1674); Lamert op grubben (1719); Jan Grubben huijs en weij no 21 (K 1719); Goedt in gen Noot tot Soeterbeeck nu Grubbengoedt genaempt (…) bestaende in huijs, schuijre, hoff, Bongaert, Bempt en Bouwlandt aen een stuck tesaemen groot thien morgens (1744); T’goet ingennoet This Grubben 1 perden (1751);  Joannes verhaag met 1 paerd op Grubben (1793); Grubben goedt (1795); Henrick Smits Soterbeek (1797); familie Thijsen (1890); familie Janssen (1927); Grubbenhof (M). 


De oorspronkelijke naam vam het gebied is Grubben, domein. Het huis staat op conings nieuw. In het Cijnsboek van de Borcht (1500-1624) heten de bewoners van de aldaar gelegen hof Ingen Noodt. In 1674 wordt de Grubbenhof ingebracht in de stichting van de St.Annakapel, vier jaar later een onderdeel van de stichting ter onderhoud van de kapelaan van de St.Petruskerk, de capplanije. Tot het einde van de 18e eeuw wordt de hof bewoond door de familie Grubben, ook woonachtig op de Wenderick of de Schans. De eerste vermelding van Grubbenhof stamt uit 1667. In 1718 wordt de Grubbenhof grondig verbouwd. Landmeter Peter Jurgens tekent de plaats van de Grubbenhof op de detailkaart met het bijbehorende cijnsgoed van de Borcht in de Bong en op Soeterbeek. Hij vergeet het symbool voor een huis erbij te tekenen. Jan Grubben woont dan op Grubbenhof. Hetzelfde doet Jurgens met het daarnaast gelegen Schreursgoed no 22, waar Mathias Janssen woont. Zie Baarlose Sprokkeling 37 over het buurtschap Soeterbeek. Volgens het dénumbrement van 1744 is de hof 10 morgen groot. Vanaf 1890 woont er de familie Thijssen en dan heet de hof in de volksmond Beej de Bössjop. Sinds 1927 woont de familie Janssen op het Grubbengoed, nu Soeterbeek 22. Zie St.Annakapel, kapelanie, In gen Nood, Wenderick, Schans en Baarlose Sprokkelingen 37.
In het dialect zegt men Gröbbe. Jac.Grubben uit Blerick geeft in een publicatie in 1993 de volgende aannemelijke verklaring voor dit toponiem: de naam verwijst naar een grub, gröb of greb, een laagte in het terrein. Laaggelegen gebied aan de Kwistbeek; vergelijk ode, othgen, zie de bron uit 1582, weiland aan een beek of rivier, Ingen Noodt is oorspronkelijk Ingen Othg dat wil zeggen kleine laagte. Bronnen uit de schepenbank van het Baarlose kerspel van 1749 en 1751 spreken over het bovenste en onderste tiendegebied. De tiendegebieden worden in delen verpacht en de grenzen van de pachtgebieden worden aangegeven. Het Rayerveld werd als volgt omschreven: Eerstelijck int Raijerveldt den streep van processiewegh tot aan de heijdt Grubbe en het eerste deel van hetzelfde veld werd begrensd door de Boeckeder heijdt grubbe. De Grubbenhof op Soeterbeek dankt zijn naam aan een laagte, teven limiet (grens). Kleine laagte > oth >grubbe.  Zie Ingen Nood en Baarlose Sprokkelingen 37.

 

Detailtekening of foto