HOME           Historische Studiegroep "Land van Kessel"


Baarlo tot 1800.    door Piet Schinck

Baarlo ligt aan de Maas, je zou ook kunnen zeggen dat het niet aan de Maas ligt, maar op een terras tussen de vierde en vijfde Maasarm. Het dorp Baarlo heeft altijd een afstandelijke verhouding gehad met de Maas. Uitzondering daarop vormt het veer naar Steijl, dat van oudsher in handen was van de bezitters van de hoven de Berckt en de Coesdonck.
In de achttiende eeuw kwam het veer aan Huijs ende Borgh thoe Baerle. Het veer bracht de reiziger in het land van Gulick. In 1774 bouwde Caspar Ronck een veerhuis,dat in de Tweede Wereldoorlog verwoest werd. In de volksmond was dat het Oude Veerhuis. Het Nieuwe Veerhuis, gebouwd in 1825, is het tegenwoordige restaurant het Mouthuys. Het ligt pal aan de Baarlose veerstoep.
Eeuwenlang had de regenrivier vrij spel in de vijf Maasarmen bij Baarlo. Landerijen en huizen overstroomden, maar sinds 1995 ligt Baarlo achter een dijk, die de westelijke oever van de eerste Maasarm volgt.
De hoge terrassen van de linkeroever van de vijfde Maasarm vormden de westgrens van het aloude kerspel met de kerspels Helden en Bree en de buurtschap Holtblerick van het kerspel Blerick. Op die hoge terrassen vond de vroegste bewoning plaats. De archeologische vondsten gaan terug tot enkele duizenden jaren voor Christus. De Romeinse weg, die van Tongeren naar Nijmegen liep, moet in tegenstelling tot eerdere veronderstellingen, ongetwijfeld op deze oeverwal gezocht worden.

Baarlo, Baerlo, Baerloo, Barle, Barloe wordt in de literatuur als volgt verklaard: lege of kale plek gelegen op een verhoging. In de volksmond werd die verhoging de sjoëlberg genoemd. De kerk staat er en de oude schepenbank met dorpsschool stond er tot 1868. De 19e eeuwse dorpsgeschiedschrijver Willem D’Olne wijst nog op een andere verklaring: Balder of Baldur verwijst naar de oud-Germaanse god Baldur of Wodan. In de moderne literatuur wordt over deze uitleg niet meer gesproken.

 Baarlo kende acht rotten, gehuchten of buurtschappen: de Bong, Soeterbeek, de Hert, de Heide gelegen aan de westzijde van de Rijkskiezelweg der eerste klasse (1817), nu de N 273. De Vergelt, de Sittert, de Hel, Aan Huissen liggen aan de oostzijde. Inmiddels zijn de Bong, de Sittert, de Hel en aan Huissen in de bestaande bebouwing opgenomen.

Kenmerkend voor Baarlo zijn de kleine landschappen, er zijn meer kampen dan velden en naar verhouding had het kerspel niet veel woeste gronden, hetgeen regelmatig ertoe leidde, dat er limietenkwesties zijn met de naburige kerspels; de eerste dateert van 1545.

De heerlijkheid Baarlo was een grondheerlijkheid. Het huis Baarlo bezat enige bondige lenen, maar vooral veel cijnsgoederen. De gemeynte omvatte Maasweiden, uitgezonderd twee grote gebieden van de Berckt en de Roffaert, verder een aantal laag gelegen slechte weilanden ( de beemden ), de broeklanden en heide of woeste gronden.

Boekenderhof, bezit van de karthuizers van Roermond en de Raay waren allodiale goederen. Hof Soeterbeek, hof de Voort, Hoffackers en Bongaerdthof waren Gelderse lenen. De goederen die hoorden tot de stichting de Pastorije, waren goederen waarvan de kerk de leenheer. ze zijn uit onderzoek gedeeltelijk bekend. 
Huis Baerlo, de Berckt en Coesdonck, Groot Hummeray, de Roffaert, de Boecket en de Raay hadden praktisch aaneengesloten landerijen. De rest van de landerijen en de nieuwe erven, zowel leen- als cijnsroerige, waren sterk versnipperd. Veelal kleine percelen van een halve tot enkele morgens waren cijnsroerig aan Huijs Baerlo. Het behoorde met de Raay tot de riddermatig goederen, d.w.z. dat de bezitters mochten verschijnen in de statenvergaderingen van het Overkwartier van Gelre.
Het Huys ende Borgh stond ten Zutphense leenrechten, het was een van de vier oudste kastelen of versterkingen (Borgh) van het land van Kessel. De bezitters hadden de meeste goederen en voorrechten van de heerlijkheid Baarlo. Er is rijkelijk veel archiefmateriaal van de Huis en Borgh bewaard gebleven, deels geordend en deels ongeordend. De bezitters van dit rechtstreeks Gelderse leen waren aanvankelijk de Van Barle’s, al genoemd in 1219. De familie van Montfort waren de bezitters van 1388 -1505, daarna de familie Van Eyll tot 1613, gevolgd door de Van Laers tot 1690, waarna de Van Bierens komen, die tenslotte in 1787opgevolgd werden door de familie Van Erp, die het bezit in 1961 verkochten aan de gemeente. Momenteel is de Borcht particulier bezit.

Het goed de Berckt ontstond uit de hoven de Berckt en de Coesdonck, bezit van de familie Van Eyll, gelegen aan de noordzijde van het kerspel. In de bronnen worden ze al in 1219 genoemd als bezitters van het leen, later een allodiaal goed.  In de 17e eeuw ontstond uit de hof de Berckt door de bouwactiviteiten van de Van Hardenraeds en van de Rhoë Obsennichs het grote goed de Berckt met een kasteelachtige allure. Vanaf 1711 trachtte de familie D’Olne’s er een riddermatig goed van te maken. Dat is hen niet gelukt, wel verwerven ze de halve heerlijkheid Baarlo; het ander halve deel hebben de Van Bierens. Na 1750 is de heerlijkheid ongedeeld bezit van de laatsten.
De familie d’Olne verliet de Berckt in 1823 en ging naar Schereshof. Ze verbouwden de boerderij tot een landgoed, momenteel bewoond door Shinkichi Tajiri, de uit de VS afkomstige Japanse knopenkunstenaar, die het landgoed in 1962 kocht van de familie Weichs de Wenne.
De bekende separatist baron J.L.Th.L.van Scherpenzeel - Heusch werd na de familie D'Olne de volgende bewoner van het landgoed de Berckt. Minder bekend is dat deze baron zich inzette voor de Maatschappij van Landbouw, een vereniging die streefde naar verbetering van de landbouw. Hij stempelde het huidige aanzien van de Berckt, omdat hij in 1823 een grondige verbouwing in Italiaanse stijl liet uitvoeren van de noordelijke vleugel.       
 
De geschiedenis van het kerspel stond in de 17e en de 18e eeuw in het teken van de strijd tussen de Van Bierens en de D’Olne’s. Over allerlei heerlijke rechten  werd sinds 1673 getwist, toen leden van de familie Van Holloniën, Van Pollart, Van Rhoe d’Obsinnichin en in 1711 Guillaume Philip, baron d’Olne beleend werden met de halve heerlijkheid. De langdurige strijd gaf veel kleur aan de geschiedenis van heerlijkheid en kerspel, waarvan beider  oorsprong in het duister ligt. De strijd over de heerlijke rechten had veel te maken met het kerkelijke gebeuren: de  zitplaatsen op het koor, het plaatsen van wapenschilden of rouwborden, de verbouwing van de oude eind 13e eeuwse Romaanse kerk en verdere al dan niet gedeelde patronaatsrechten houden schepenbank en het Hof van Gelder voortdurend bezig. 

Het riddermatige goed de Raay ligt aan de zuidzijde van Baarlo. In een charter van 1236 wordt Tilman van Raade als bezitter genoemd; het was een allodiaal goed. Het goed  was tot 1630 bezit van de familie van der Horst en kwam door huwelijk aan de Van Baexems, die de bezitters bleven tot 1784. In de 19e eeuw was het de Waalse familie De Bossart Letembroeck die de geschiedenis van dit goed met zijn opvallende bouwstijl bepaalde.

Het Huys Roffaert wordt in een charter van 1364 vermeld: bezitter van dit leen is Floirken van Kessel, alias Floerken Roeffaert, een zijtak van de heren Van Kessel. De geschiedenis van deze leenhof is tot 1749 met de familie van Kessel, genoemd Roffaerts, verbonden geweest. Het goed kwam daarna in handen van de Venlose magistratenfamilies Pollart en Van Darth, die zo hun penningen wensten te beleggen, iets wat op grote schaal in het kerspel vanaf de 15e eeuw voorkwam.

In het kerspel waren van oudsher ook goederen en hoven leenbezit van de Van Broekhuysen: de Roffaert, de molen op Soeterbeek. De Kartuizers van Roermond bezaten het leen de Boecket of Boekenderhof, de grote hof ging door oorlogsgeweld in 1944 in vlammen op. Het leengoed de Monakijer hof werd in 1229 door de graaf van Kessel aan de abdij Marienweerd geschonken, kwam later aan de kerk van Kessel en van Baarlo. De familie Van Bree bezat de hof Inckevoirt, vanaf de 16e eeuw cijnsgoed van de Borcht. We zagen reeds dat een aantal hoven rechtstreeks leengoed van de graven en hertogen van Gelder waren: de hof ten Bongaerd, die achter de kerk lag, de Hoffacker, hof Soeterbeek of Enderhof. 

De kleinere hoven van de akkermannen waren bijna allemaal cijnsroerig aan Huis en Borcht, dat na lang aandringen in 1648 een laathof of laatbank kreeg om de honderden cijnsgoederen beter te kunnen administreren. In het archief van Kasteel Baarlo zijn alle cijnsrollen en alle cijnsboeken bewaard gebleven. De Berckt, de Roffaert en de kerk hadden ook cijnsroerige goederen.

De akkerlui hadden het niet breed, want hun landerijen brachten niet veel op, de veeteelt was beperkt en stond in dienst van de landbouw. De strakkere Pruisische administratie begon in 1713. Het Hof van Gelder verplicht de schepenen allerlei statistieken in te vullen: produktie, beroepen enz. De nog steeds ongeordende schepenbankarchieven geven een aardig beeld van het dorpsleven in het kerspel. In 1406 waren er ongeveer tweehonderd inwoners en een veertigtal huizen, in 1673 vierenzestig huizen en in 1769 zijn de getallen zevenhonderd respectievelijk vijfentachtig.

 Zegel.

De geschiedenis van de tiende van Baarlo is in de bronnen goed te volgen vanaf de 14e eeuw. Opvallend is dat er twee tiendgebieden zijn: de kerspeltiende - in oorsprong een leen van de bezitter van Huis en Borcht, die diende voor het onderhoud kerk - raakte steeds verder verdeeld. De tiende van Soeterbeek was een apart leen van de stichting de Pastorije. Veel archiefmateriaal van de kerk is te vinden in het archief van de parochie St.Petrus, het archief van de Borcht, de verschillende niet geordende familiearchieven van de plaatselijke adel en het Hof van Gelder. Het laatste archief is in het verleden nauwelijks geraadpleegd. 

Na 1800.

De dorpsgeschiedenis leert dat veel feodale zaken na de Franse Tijd ( 1794 - 1814 ) nog lang doorwerken o.a. erfcijns en herendiensten. De adel van de Borcht, de Berckt, van de Raay en Scheres bepaalden in de negentiende eeuw voor een groot deel het plaatselijke gebeuren. Toch kwamen er veranderingen: De standensamenleving nieuwe stijl ontstond door een nieuwe kleine groep notabelen, burgerheren, die zich spiegelden aan de oude adel en de eerste grote burgerhuizen gaan het straatbeeld mede bepalen. Halverwege de 19e eeuw manifesteerde de burgerheren zich nadrukkelijk in de poltiek, in het culturele leven en in het kerkelijke leven. Het kerspel was weg en Baarlo vormde vanaf 1814 met Blerick en Bree de gemeente Maasbree. Het politieke klimaat werd de hele 19e eeuw beheerst door het vraagstuk van de gemeentelijke herindeling. De politieke partijvorming kwam nauwelijks op gang, wel vormden zich groepen ( fakties ) rond het thema van de herindeling, rond liberale (Nieuwe Licht) of conservatieve (Oude Licht) gezindheid. De industrialisatie die na 1850 voorzichtig begon, werd door de conservatieven tegengehouden en de ontwikkeling naar de modernere landbouw kwam eerst langzaam op gang door het plaatselijke Casino. In het Interbellum geraakte alles in een stroomversnelling. Enige Baarlose landbouwers introduceerden met succes een aantal innovaties op het gebied van de fruitteelt en de tuinbouw.
Het maatschappelijke culturele leven werd lang beheerst door de eerder genoemde tegenstelling. Het agrarische karakter van het dorp bleef, de bevolking groeide snel en de verzuiling nam toe. Het Roomse denken stempelde alle maatschappelijke en culturele verenigingen.
In het eerst kwart van de 20e eeuw verlieten de adellijke families op de Borcht, de Berckt, Scheres en de Raay hun optrekken, die in de volksmond ten onrechte kastelen genoemd werden. Alleen de Borcht verdient die benaming.
De landhuizen de Berckt en de Raay werden kloosters, ze zijn recentelijk veranderd in een toeristische accommodatie en in een internationaal cultureel centrum.
 
De Twee Wereldoorlog trok diepe sporen: het krijgsgewoel en het verzet leidden tot aanzienlijke materiële schade, omdat van november 1944 tot april 1945 Baarlo een onderdeel was van het Maasfront. De oorlog trok ook diepe sporen in de gemeenschap, die na 1945 begon aan de wederopbouw.
Het Rijke Roomse leven beheerste het beeld tot eind jaren zestig. Daarna begon het proces van ontzuiling. De bevolkingsgroei zette sterk door, omdat Baarlo meer en meer een woonplaats werd voor forensen, een proces dat nog altijd verder gaat.

Het oude Baarlo verdween meer en meer door de woningbouw, alleen de oude kern is gebleven. In november 1944 werd de oude karakteristieke en beeldbepalende Cuyperskerk uit 1878 door de terugtrekkende Duitse troepen opgeblazen. Niet alleen verdween daardoor een mooie neo-gothische kerk, veel kerkschatten en een groot deel van het kerkarchief gingen door deze zinloze daad verloren. In de nadagen van de Bezetting (1940 - 1944) verdwenen de gemeentearchieven van 1940-1945 grotendeels. Het gemeentearchief is nu geordend tot 1979.

In 1975 werd de Historische Werkgroep de Borcht opgericht die zich bezig houdt met de plaatselijke historie
en heemkundige zaken. 

Baarlo, 17.05.04.
Piet Schinck.
 
Archieven.

RAL: Archief kasteel Baarlo. RAL: Archief d’Erp, ongeordend. RAL: Archief  Scheres - d’Olne. RAL: Schepenbank Baarlo, ongeordend. Archief St.Petrusparochie, plaatsingslijst. Archief Historische Werkgroep de Borcht. RAL: Kaartencollectie, nr. 617 e.v. RAL: Hof van Gelder. RAL: Archief  Staten Overkwartier. RAG: Hof van Gelre. NWHD: Geldern, Justizhof. GA Maasbree. Archief 1545 -1939. GA Maasbree. Archief 1940-1979. RA Brussel.

Literatuur.
Baarlose Sprokkelingen, Stichting Historische Werkgroep de Borcht, vanaf 1978 verschenen de delen 1-36 over

allerlei onderwerpen uit de dorpsgeschiedenis.
Escaille, H.de l’, La Seigneurie de Baarloo, PSHAL, XIII, 1896-97, p.214 e.v.
Houben, P. e.a., Van Barle tot Baarlo, Heerlen 1984.
 
Historische Werkgroep de Borcht Baarlo opgericht in 1974.
Postbus 8355, 5990 AB Baarlo
E - mail: hwbaarlo @ hetnet.nl
Postbus 8355

Telefoon: 077-4771630

Publicaties in voorbereiding:
Juli 2003 verscheen een publicatie over de buurtschap Soeterbeek: P.Schinck Soeterbeek.Het ontstaan van een oud buurtschap. Het werk bevat de geschiedenis van alle hoven en huizen vanaf 1219..                             

In voorbereiding is een publicatie over toponiemen door Eugène Coehorst en Piet Schinck. Oorsprong en betekenis  van alle veldnamen zijn daarin aan de orde. Veel plaatselijke geografie in samenhang met de veldnamen en de plaatselijke uitspraak krijgen veel aandacht.


Verder zijn in voorbereiding een publicatie over geschiedenis van de parochie Baarlo door Piet Schinck en een fotoboek.