Belfeld - een korte geschiedenis
(Gemeentearchief Venlo, door Martijn Icks)
 
 
 
Archeologische vondsten duiden op bewoning van Belfelds grondgebied tot 100.000 jaar voor Christus of nog eerder. De oudste (thans bekende) schriftelijke vermelding van Belfeld als plaats dateert uit 1326. Het betreft een bericht waarin een zekere Gerhard Vosken van Swal-men en zijn vrouw worden verplicht om het burchtleen in het naburige Brüggen te bebouwen en te bewonen, ofwel hun goederen te 'Belven' aan de Maas als leen aan de graaf van Gulik op te dragen. Naast Belven komen tot 1800 verschillende andere schrijfwijzen van de plaatsnaam voor, onder andere Beblevelt, Bollefelt en Belsveldt. Na 1800 treffen we nog vrijwel uitslui-tend de benaming Belfeld aan.[1]
            Over het ontstaan van de plaatsnaam zijn de geleerden het niet eens. Het 'ven' dat we in veel oude schrijfwijzen aantreffen spreekt voor zich, maar over de raadselachtige 'Bel' zijn de meningen verdeeld. Een waarschijnlijke verklaring is de identificatie met het Germaanse woord bala (= wit). Belfeld zou dan zoveel betekenen als ‘witteveen’, verwijzend naar de lichte kleur van het jonge Belfeldse veen.[2]
 
In 1906 diende de gemeente Belfeld een verzoek om een eigen gemeentewapen in. Destijds werd dat verzoek verworpen omdat het ontwerp teveel leek op het wapen van de provincie Gelderland. Pas 21 jaar later, in 1927, diende de gemeente met een aangepast ontwerp een tweede verzoek in en kreeg haar eigen wapen. Het ontwerp bestond uit een schild met daarop twee leeuwen, vastgehouden door de Belfeldse patroonheilige paus Urbanus I. In het midden van het schild bevond zich een kleiner hartschild met daarop het wapen van het ambt Mont-fort, waarvan Belfeld vroeger deel uitmaakte. Het hoofdschild was gelijk aan het wapen van Gelder, een herinnering aan het feit dat Belfeld sinds 1277 Gelders gebied was.[3]
            Bij besluit van de gemeenteraad van 22 april 1982 werd de officiële Belfeldse ge-meentevlag vastgesteld: drie verticale banden van respectievelijk blauw, geel en zwart, met in de linkerbovenhoek een witte klok (bel). De kleuren van de vlag werden overgenomen uit het wapenschild.[4]
 
Politieke of staatkundige geschiedenis
Wat men later de gemeente Belfeld noemde, werd in oude tijden het kerspel Belfeld genaamd. Rond 1340 behoorde dit kerspel in juridische zin tot het ambt Roermond, dat verder Roer-mond, Asselt, Swalmen en Beesel omvatte. Korte tijd later is het ambt Roermond met het land van Montfort samengevoegd tot het ambt Montfort. Ten noorden van de Roer omvatte dit Roermond (de hoofdstad), Swalmen, Asselt, Beesel en Belfeld, ten zuiden van de Roer lagen Nieuwstadt, Echt, Roosteren, Ohé en Laak, Maasbracht, Linne, Montfort, Sint Odiliënberg, Posterholt en Vlodrop. Het ambt Montfort maakte deel uit van het Gelders Overkwartier, dat aanvankelijk toebehoorde aan de graven (sinds 1339 hertogen) van Gelre. Bij het Verdrag van Venlo in 1543 werd dit hertogdom afgestaan aan keizer Karel V van Duitsland. Deze voegde het aan zijn overige Nederlandse bezittingen toe.[5]
            De bestuurlijke indeling was als volgt: aan het hoofd van een ambt stond de drossaard, de vertegenwoordiger van de hertog van Gelre. Onder hem stonden de landscholtis, de land-schrijver en de plaatselijke schepenen. Belfeld had gewoonlijk drie schepenen: één uit het dorp Belfeld zelf, één uit Geloë en één uit Bolenberg. Samen met de gezworens vormden deze het dorpsbestuur, destijds de dorpsregering geheten. De drie schepenen van Belfeld vormden met vier schepenen uit Beesel bovendien een rechtbank, die het gericht van Beesel en Belfeld werd genoemd.[6]
            In 1648 erkende Spanje bij de Vrede van Münster de onafhankelijkheid van de Repu-bliek der Zeven Verenigde Nederlanden. Hiertoe behoorden drie van de vier Gelderse kwar-tieren (Nijmegen, Zutphen en de Veluwe). Het Overkwartier, dat rond 1590 tot de Zuidelijke Nederlanden werd gerekend, bleef echter Spaans tot koning Karel II in 1700 kinderloos stierf. Het Vredestractaat van Utrecht (1713), het Verdrag van Rastatt (1714) en het Barrièretractaat (1715) verdeelden het Overkwartier toen tussen de koning van Pruisen, de Staten-Generaal der Verenigde Nederlanden en Oostenrijk. Belfeld kwam te behoren tot het gedeelte dat toe-viel aan de Nederlandse Republiek, sedertdien Staats-Opper-Gelder geheten.[7]
Na de Franse inval kwam op 16 mei 1795 een verdrag tot stand tussen Frankrijk en de Staten-Generaal der Nederlanden. Bij dit verdrag werd o.a. Staats-Opper-Gelder aan Frank-rijk overgedragen. De werkelijke annexatie volgde op 1 oktober van datzelfde jaar. Tegelij-kertijd werd een departementale bestuursvorm ingevoerd. Belfeld werd geplaatst onder de municipale administratie van het kanton Venlo, arrondissement Roermond, dat op zijn beurt behoorde tot het departement van de Nedermaas.[8]
Het gezamenlijk gericht van Beesel en Belfeld werd afgeschaft. De dorpsregering van Belfeld zag een bestuurslaag boven zich geplaatst, de zogeheten kantonsmunicipaliteit. Daarin werkten bestuurders van Belfeld, Beesel en Venlo samen. De kleine plaatsen behielden in zoverre nog een restant van hun oorspronkelijke zelfstandigheid, dat ze ieder een agent municipal en adjoint konden kiezen. De gezamenlijke agenten en adjoints vormden de muni-cipale administratie van het kanton, met aan het hoofd een president die voorzitter was. Naast deze administratie stond een vertegenwoordiger van het departementaal bestuur, de zoge-naamde commissaire du directoire exécutif, die voortdurend in contact stond met de centrale administratie van het departement. Hoewel hij geen stem had bij beraadslagingen van de municipale administratie, mocht deze geen beslissingen nemen zonder zijn medeweten. Bo-vendien kon hij genomen beslissingen annuleren als ze hem onwettig voorkwamen. Hij was dus een politiek toezichthouder met grote bevoegdheden.[9]
            Ook van groot belang was de invoering van de Burgerlijke Stand. In de Nederlandse gebieden boven de rivieren vond deze pas in 1811 plaats, maar in die delen van Nederland die bij Frankrijk waren ingelijfd werd de maatregel al in de zomer van 1796 genomen. Belfeld, dat destijds Frans gebied was, kent dus al vijftien jaar langer een Burgerlijke Stand dan ge-meenten in de meer noordelijke delen van ons land.
Op de drempel van de 19e eeuw vonden er wederom veranderingen plaats in de or-ganisatie van het bestuur. Krachtens de nieuwe gemeentewet van 17 februari 1800 werd de kantonsmunicipaliteit opgeheven. De gemeente Belfeld werd voortaan een mairie genoemd. In plaats van de agent municipal kwam er nu een maire met één of meer adjoints. Daarnaast werd een conseil municipal ingesteld van 10 tot 30 leden. Deze laatste had echter nauwelijks bevoegdheden.
In 1813, na het vertrek van de Fransen, kwam Belfeld opnieuw te behoren tot het ko-ninkrijk der Nederlanden. Het einde van de Franse tijd had geen directe invloed op het be-stuur, alleen werd de maire korte tijd burgemeester genoemd.[10] Dit veranderde in 1818, toen bij koninklijk besluit een reglement van bestuur voor het platteland werd vastgesteld. Elke plattelandsgemeente in Limburg kreeg ingevolge dit reglement een schout, benoemd door de koning, aan het hoofd, terwijl het plaatselijk bestuur verder bestond uit twee schepenen en een gemeenteraad. In 1825 werd de naam 'schepenen' vervangen door 'assessoren'. Daarnaast wer-den enkele bestuurswijzigingen doorgevoerd.[11]
Bij de Belgische omwenteling in 1830 stond geheel Limburg, dat immers behoorde tot de zuidelijke provinciën, aan de kant van onze zuiderburen. Ook Belfeld maakte negen jaar lang deel uit van het nieuwe Belgische koninkrijk. Het provinciebestuur van Limburg zetelde in die tijd in Hasselt, het landsbestuur in Brussel. Ingevolge het Tractaat van Londen (19 april 1839) werden de provincies Limburg en Luxemburg elk in twee stukken verdeeld. Limburg kreeg een Nederlands en een Vlaams deel. Belfeld, dat tot het eerstgenoemde deel behoorde, kwam zodoende weer onder Nederlands gezag te vallen.
Hoewel onder Belgisch bestuur een en ander was veranderd, werden alle bestaande ambtenaren in eerste instantie aangehouden. De grondwet van 1848 en de gemeentewet van 1851 brachten daar verandering in. Voortaan werd elke gemeente bestuurd door een gemeen-teraad en een college van burgemeester en wethouders. Deze gemeentewet vormt nu, anno 2000, in herziene vorm nog steeds de grondslag voor de samenstelling van het plaatselijk bestuur.[12]
           
Binnenkort (op 1 januari 2001) zullen bestuurlijke herindelingen in Noord-Limburg plaatsvin-den. Belfeld zal als gevolg hiervan komen te behoren tot een nieuwe gemeente Venlo, die daarnaast zal bestaan uit de huidige gemeenten Tegelen, Venlo en een deel van de gemeente Grubbenvorst (namelijk de veiling).
 
Geschiedenis van de rechtelijke organisatie
Voor zover bekend heeft Belfeld nooit een eigen dorpsgericht gehad. Het vormde samen met Beesel het gericht Beesel - Belfeld; sinds wanneer is niet bekend. Beesel telde vier schepenen, Belfeld drie. Hun taken lagen niet op het bestuurlijke vlak, maar op dat van recht en recht-spraak. De bescheiden die daarop betrekking hebben worden onder de benaming 'archief van de schepenbank Beesel - Belfeld' nog altijd in het Rijksarchief te Maastricht bewaard.[13]
Grote veranderingen in de rechtspraak vonden plaats in 1795. In dat jaar stonden de Staten-Generaal van de Verenigde Nederlanden hun onderhorige delen van de provincie Lim-burg af aan Frankrijk. Na de Franse reorganisatie vond juridische organisatie plaats langs de-zelfde lijnen als de bestuurlijke: ieder kanton kreeg in haar hoofdplaats een zogenaamd 'vre-degerecht' met een vrederechter. Belfeld viel voortaan onder het kanton Venlo. Hoger beroep kon worden aangetekend in de hoofdstad van het arrondissement, namelijk Roermond.[14]
            Het gebruik van de Franse taal werd bij veel juridische procedures verplicht gesteld. Bovendien werden ook twee Franse wetboeken geïntroduceerd, de 'Code Penal' uit 1791 en de 'Code des Delicts et des Peines' uit 1795. Napoleon bracht later grote eenheid in de recht-spraak door alle oude wetboeken te vervangen door vijf nieuwe; deze vormen de basis voor de huidige rechtspraak.[15]
            Na de Franse Tijd bleef Belfeld, tot op de dag van vandaag, vallen onder het kantonge-recht Venlo en het (juridische) arrondissement Roermond.
 
Kerkelijke geschiedenis
Tot het einde van de tiende eeuw behoorde het hele gebied van Belfeld tot het aartsbisdom Keulen. Het viel toen onder de parochie Tegelen. In of omstreeks 986 vond echter een ruil plaats tussen Keulen en Luik: aartsbisschop Everger van Keulen gaf toen voor de Luikse ker-ken van Mönchengladbach en Rheydt de drie Keulse kerken van Tegelen, Lobberich en Ven-lo. Zo kwam Belfeld tot het bisdom Luik te behoren. Het gebied van de drie parochies is eeu-wenlang het noordelijkste deel op de oostoever van de Maas gebleven. Belfeld behoorde via de parochie Tegelen tot het aartsdiakonaat Kempenland en het dekenaat Wassenberg.[16]
            Het streven van keizer Karel V en zijn zoon Filips II om voor de zeventien Nederlan-den een eigen hiërarchie te krijgen was er de oorzaak van dat paus Paulus IV op 12 mei 1559 de bulle 'Super Universas' uitvaardigde die voorzag in de oprichting van drie nieuwe aartsbis-dommen in de Nederlanden, namelijk Mechelen, Kamerijk en Utrecht. Het aantal bisdommen werd tot vijftien verhoogd. Tijdens deze kerkelijke herindeling werd het Overkwartier van Gelder ingelijfd bij het nieuwe bisdom Roermond. Dit begon in feite pas in 1569, toen op 11 mei Wilhelmus Lindanus als eerste bisschop werd geïnstalleerd.[17]
            Nu werkten de staatkundige verhoudingen in het voordeel van Belfeld. Omdat Tegelen en Belfeld tot verschillende staten behoorden (Tegelen tot Gulik en Belfeld tot Gelre, d.w.z. tot de Zuidelijke Nederlanden) bleef de parochie Tegelen deels onder het bisdom Luik ressor-teren, terwijl het Belfeldse deel van deze parochie bij het bisdom Roermond, landdekenaat Montfort werd gevoegd. In 1571 werd de kapel in Belfeld, die al enige tientallen jaren be-stond, tot zelfstandige parochie verheven: de St. Urbanusparochie Aanleiding hiervoor was de kortstondige ‘hervorming’ die destijds in Tegelen plaatshad.[18]
            Onder het bewind van de Fransen, vanaf 1 oktober 1795, onderging Belfeld de kerk-vervolging. Hieraan kwam een einde op 15 juli 1801, toen consul Napoleon een concordaat met de paus sloot waarin de vrijheid van de kerk werd gewaarborgd. Er volgde een heel nieu-we indeling van de bisdommen. De oude bisdommen Keulen en Roermond werden door de paus opgeheven en de bisschoppen ontslagen. Het departement van de Nedermaas, waarin Belfeld lag, kwam bij het bisdom Luik. Dit duurde tot 1 januari 1841, toen het dorp werd ingedeeld bij het vicariaat Limburg, dat vanaf 1853 het (nieuwe) bisdom Roermond vormde. Belfeld behoorde nu tot het dekenaat van Venlo.[19]
            Op 13 januari 1956 vond opnieuw een kerkelijke herindeling plaats. Tegelen werd ver-heven tot een zelfstandig dekenaat, waar naast de Tegelse en Beeselse parochies ook de paro-chie Belfeld kwam te vallen. De eerste deken van Tegelen was Gerardus Stoot, die tevens pastoor bleef van de St. Martinuskerk aldaar. Belfeld behoort tegenwoordig nog altijd tot het dekenaat Tegelen.[20]
 
 
N.B. De informatie in dit document heeft slechts ten doel een globale indruk te geven van de politiek-staatkundige, juridische en religieuze geschiedenis van Belfeld en pretendeert geens-zins volledig te zijn. Bovendien zijn de gebruikte bronnen op sommige punten in tegenspraak met elkaar, zodat de juistheid van bepaalde gegevens niet volledig kan worden gegarandeerd. Voor meer gedetailleerde informatie wordt verwezen naar de titels vermeld in de voetnoten.
 
 
Bronvermelding van de bijlagen:
-         bijlage 1, Belfeld in 1867; afkomstig uit: J. Kuyper, Gemeente-atlas van Nederland: Naar officieele bronnen bewerkt: Elfde deel: Limburg (Leeuwarden 1871).
 
 

[1] W. Luys, ‘Archeologische vondsten in Beesel, Reuver, Belfeld en Swalmen (1992-1996)’, in: Heemkunde-vereniging Maas- en Swalmdal jaarboek 17: 1997 (Beesel 1998) p. 61-78.
[2] M.J.H.A. Schrijnemakers, ‘Toponiemen uit het Maas- en Swalmdal: Belfeld’, in: Heemkundevereniging Maas- en Swalmdal jaarboek 18: 1998 (Beesel 1999) p. 93-95.
[3] J. Poels, ‘Belfelds wapen en vlag kwamen deze eeuw voort uit het niets’, in: Heemkundevereniging Maas- en Swalmdal jaarboek 13: 1993 (Beesel 1994) p. 115-124.
[4] Ibidem p. 124-128.
[5] W. van Mulken, Inventaris van de archieven der gemeente Belfeld 1670 (1652) - 1937 (Maastricht 1987) p. 9-18; J. Poels, ‘Belfelds wapen en vlag kwamen deze eeuw voort uit het niets’, in: Heemkundevereniging Maas- en Swalmdal jaarboek 13: 1993 (Beesel 1994) p. 114-115.
[6] Idem.
[7] Idem.
[8] Idem.
[9] Idem.
[10] Idem.
[11] Idem.
[12] Idem.
[13] Th.W.J. Driessen, Geschiedenis van de St. Urbanusparochie te Belfeld (Belfeld 1971) p. 56.
[14] E.C.M.A. Batta e.a. (red.), Limburg's verleden. Geschiedenis van Nederlands Limburg tot 1815 (Maastricht z.j.)  p. 678-682.
[15] M.P.H.M. Dings, Tegelen in de Franse Tijd 1794-1814 (Tegelen 1987) p. 33.
[16] Th.W.J. Driessen, Geschiedenis van de St. Urbanusparochie te Belfeld (Belfeld 1971) p. 66-67.
[17] Ibidem p. 68.
[18] Ibidem p. 68.
[19] Ibidem p. 69.
[20] Idem.